WikiEdProfessional eLearning Handleiding/Didactische concepten/Hebben media invloed op het leerproces?

From WikiEducator
Jump to: navigation, search

Hoewel duidelijk is dat informatie- en communicatietechnologie enorm veel mogelijkheden biedt voor het vastleggen, opslaan, verspreiden en overbrengen van een grote verscheidenheid aan informatie, blijft de vraag bestaan of deze technologie invloed heeft op het leerproces en zo ja, wat de aard en omvang van deze invloed is. Deze vragen vormen de kern van een debat dat al jaren gaande is over de invloed van media op het leerproces.

De oorsprong van dit debat over de invloed van media op het leerproces is terug te voeren op de uitvinding van radio en televisie. Thomas Edison verwachtte, nadat hij een camera met filmrollen had ontwikkeld, dat het bewegende beeld een revolutie zou betekenen voor het onderwijs en dat het onderwijs voor leerlingen nu veel aantrekkelijker en stimulerender zou zijn (Heinich, Molenda, & Russell, 1993). Verslaggevers uit die tijd suggereerden dat leerlingen terug de school in zouden stormen, in plaats van weg te blijven. We weten nu dat het in werkelijkheid niet zo is gelopen, maar het bewegende beeld heeft zeker invloed gehad op ons vermogen dingen op allerlei verschillende manieren weer te geven, zowel binnen als buiten de school.

Enkele tientallen jaren na de uitvindingen van Edison deed Marshall McLuhan de uitspraak “the medium is the message” (het medium is het bericht) (McLuhan, 1964), naar aanleiding van de groeiende invloed van radio, televisie en andere media op ons leven. Met deze uitspraak suggereerde McLuhan dat elk medium bepaalde eigenschappen en capaciteiten bezat waarmee vorm en richting kon worden gegeven aan onze bekwaamheden en waarmee deze konden worden vergroot (Campbell, 2000). McLuhan zag media als "extensions of man" (verlengstukken van de mens), tevens de ondertitel van zijn beroemde boek (McLuhan, 1964).

In de jaren ‘60 en ‘70 nam het enthousiasme over het gebruik van computers in het onderwijs toe. Tegelijkertijd groeide ook de nieuwsgierigheid naar de invloed van computers op het leerproces. Veel onderzoekers concludeerden dat het gebruik van media op economisch gebied voordelen bood, maar dat niet kon worden aangetoond dat media een positief effect hadden op het leerproces (Lumsdaine, 1963; Mielke, 1968). Enkele vooraanstaande onderzoekers stelden dat een eventuele verbetering van het leerproces eerder het gevolg was van de manier waarop de leerstof door middel van een medium werd gepresenteerd, dan van het medium zelf (Clark & Solomon, 1986; Kulik, 1985; Schramm, 1977).

Richard Clark heeft een prominente bijdrage geleverd aan deze discussie over media en stelde dat "media will never influence learning" (media nooit invloed zal hebben op het leerproces) (Clark, 1994). Clark suggereerde dat “media are mere vehicles that deliver instruction but do not influence student achievement any more than the truck that delivers our groceries causes changes in our nutrition” (media zijn slechts het middel waarmee onderwijs wordt overgebracht en heeft net zo min invloed op de prestaties van leerlingen als een vrachtwagen die onze boodschappen vervoert onze voedingsgewoonten beïnvloedt) (Clark, 1983, p.445). Clark geeft toe dat media de kosten en snelheid van het leerproces in grote mate kunnen bepalen, maar volgens hem kan alleen de lesmethode het leerproces beïnvloeden. Clark geeft de volgende definitie van lesmethode: "the provision of cognitive processes or strategies that are necessary for learning but which students cannot or will not provide for themselves" (het verschaffen van cognitieve processen of strategieën die noodzakelijk zijn voor het leerproces maar die leerlingen niet voor zichzelf kunnen bewerkstelligen) (Clark, 1994. p. 5). Volgens Clark zijn media vervangbaar en “any teaching method can be delivered to students by many media or a variety of mixtures of media attributes – with similar learning results” (kan elke lesmethode via vele media of meerdere media tegelijkertijd aan leerlingen worden overgebracht - met dezelfde leerprestaties) (Clark, 1994, p. 5). Vanuit deze stelling daagt hij iedereen uit “to find evidence, in well designed study, of any instance of a medium or media attributes that are not replaceable by a different set of media and attributes to achieve similar learning results for any given student and learning task” (aan te tonen door middel van een goed opgezet onderzoek dat er een medium bestaat of eigenschappen van media bestaan die niet vervangbaar zijn door een andere reeks media en eigenschappen daarvan waarmee dezelfde leerresultaten door een bepaalde leerling en voor een bepaalde leertaak kunnen worden behaald) (Clark, 1994, p. 2).

Niet iedereen is het eens met de suggesties en beweringen van Richard Clark. Dat geldt ook voor Robert Kozma, die net als Clark een belangrijke bijdrage aan deze discussie heeft geleverd. Kozma bestudeerde relevante onderzoeken naar het leren door middel van media waarin werd gesuggereerd dat de “capabilities of a particular medium, in conjunction with methods that take advantage of these capabilities, interact with and influence the ways learners represent and process information and may result in more or different learning when one medium is compared to another for certain learners and tasks” (mogelijkheden van een bepaald medium in samenhang met lesmethoden die van deze mogelijkheden profiteren, in wisselwerking staan met en invloed hebben op de wijzen waarop leerlingen informatie weergeven en verwerken, wat uit kan monden in een leerproces waarbij door bepaalde leerlingen en bij bepaalde taken meer en anders wordt geleerd in vergelijking met het leerproces bij een ander medium) (Kozma, 1991, p. 179). De literatuur die Kozma bestudeerde, ondersteunt een theoretisch kader waarin wordt uitgegaan van een leerling die “is actively collaborating with the medium to construct knowledge” (op actieve wijze samen met het medium bouwt aan kennis), en waarbinnen “learning is viewed as an active, constructive process whereby the learner strategically manages the available cognitive resources to create new knowledge by extracting information from the environment and integrating it with information already stored in memory” (leren wordt beschouwd als een actief, constructief proces waarbij de leerling op strategische wijze de beschikbare cognitieve middelen gebruikt om nieuwe kennis te verwerven door informatie uit de omgeving te halen en samen te voegen met informatie die al in het geheugen is opgeslagen) (Kozma, 1991, p. 179-180). In een dergelijk educatief kader wordt het medium niet als inert en onafhankelijk van de leercontext en leerstof beschouwd. Wanneer het medium op zorgvuldige wijze in de leerervaring wordt verwerkt, zorgt het vaak in wisselwerking met de lesmethode voor de juiste leerresultaten van leerlingen binnen een bepaalde leercontext. De gebruikte media lijkt dus samen met de lesmethode invloed uit te oefenen op het leerproces. Binnen een dergelijk educatief kader is het moeilijk om de afzonderlijke en unieke invloed van media op het leerproces los te zien van de invloed van de lesmethode.